Feestdagen

De vrolijke ruil

Aan het kruis vond een goddelijke omwisseling plaats: Jezus droeg de straf die wij hadden verdiend. Pilatus deed er alles aan om Jezus vrij te laten. Hij besloot het volk te laten kiezen tussen Jezus en Barabbas - een moordenaar, in de verwachting dat ze Jezus zouden vrijlaten. Maar dat liep anders...

Auteur: Wilkin van de Kamp

Pontius Pilatus was tien jaar lang Romeins stadhouder over Juda, in de periode van 26 tot 36 na Christus. Hij stond onder de proconsul van Syrië, die op zijn beurt weer rechtstreeks onder keizer Tiberias stond. Pilatus was de hoogste gezagsdrager van de Romeinen in Judea. Pontius was waarschijnlijk een bijnaam, die hij gekregen heeft na zijn aandeel in de strijd in Pontus (bij de Zwarte Zee). Zijn hoofdkwartier was in Caesarea, maar hij verbleef tijdens de feestdagen in Jeruzalem om eventuele ongeregeldheden te kunnen voorkomen.

Pilatus was volgens de geschiedschrijvers Philo en Flavius Josephus een wreed en corrupt man en een harde heerser, die de Joodse bevolking behoorlijk provoceerde. In het jaar 36 na Christus werd Pilatus - na verschillende klachten - naar Rome geroepen om zich voor zijn beleid te verantwoorden. Hij werd verhoord, gevangen gezet en heeft waarschijnlijk zelfmoord gepleegd om aan een terechtstelling door keizer Galigula te ontkomen. 

Pilatus vindt Jezus onschuldig

De Joodse leiders leverden Jezus uit aan Pilatus in het Pretorium, waar de Romeinse gouverneur tijdens de feestdagen in Jeruzalem verbleef. Hier was ook een kazerne met een afdeling van ongeveer zeshonderd Romeinse soldaten gestationeerd. Pilatus handelde volgens de Romeinse wet, die voorschrijft dat niemand veroordeeld mag worden zonder gehoord te worden. Pilatus ondervroeg Jezus drie maal en stelde telkens vast dat Jezus onschuldig was: ‘Ik vind niets waaraan deze man schuldig is’ (Lucas 23:4, GNB). En even later verklaarde hij: ‘U hebt deze man bij mij gebracht onder de beschuldiging van opruiing van het volk. Ik heb hem in uw bijzijn ondervraagd, maar ik heb geen enkele aanwijzing gevonden voor datgene waarvan u hem beschuldigt. Ook Herodes niet, want hij stuurde hem naar ons terug. Hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat’ (Lucas 23:14-15, GNB). Pilatus wist dat Jezus geen politieke rebel was. Er was geen sprake van hoogverraad tegen de keizer en de staat.

Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.
Pontius Pilatus

Twee Jezussen, twee wegen

Pilatus deed er alles aan om Jezus vrij te laten. Het was traditie geworden dat hij tijdens het Pesachfeest – het feest van bevrijding - één gevangene vrijliet, een gebaar van goede wil naar de Joden om hun gunst te winnen. Marcus vermeldt dat Barabbas samen met een aantal andere oproerkraaiers was opgesloten omdat hij iemand vermoord had (Marcus 15:7). Hij had de weg van het geweld gekozen, om zijn politieke overtuigingen te verwezenlijken. In zijn dodencel wachtte hij op zijn kruisiging. Hij had geen rechten meer en geen hoop. Hij was een moordenaar die de doodstraf verdiende.

In Matteüs 27:16 lezen we dat zijn volledige naam Jezus Barabbas was. Letterlijk betekent zijn volledige naam: 'Jezus, zoon van de vader'. Hoe opmerkelijk: in dit verhaal zitten twee Jezussen. Barabbas was alles wat Jezus niet was: een gewelddadige rebel. Jezus daarentegen had de stad in rep en roer gebracht door zieken te genezen en Lazarus uit de dood op te wekken. De twee konden niet meer van elkaar verschillen. De een regeerde door een leven te nemen, de andere door zijn leven te geven. De een was schuldig, de ander onschuldig.

De keuze van het volk

Pilatus besloot het volk te laten kiezen, in de verwachting dat ze Jezus zouden vrijlaten. Hij vroeg aan de menigte: ‘Wie wensen jullie dat ik vrijlaat? Barabbas of Jezus, die de Messias wordt genoemd?’ (Matteüs 27:17, NBV21). De menigte, aangemoedigd door de hogepriesters en oudsten, riep luidkeels: ‘Barabbas! Laat Barabbas vrij!’ Hopend op een ander antwoord vroeg hij: ‘Wat moet ik dan met Jezus doen, die de Messias wordt genoemd?’ De opgehitste menigte was onverbiddelijk. ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ Pilatus probeerde nog een laatste keer de situatie te redden: ‘Waarom?’ vroeg hij, ‘wat heeft Hij dan misdaan?’ (Lucas 23:22).

Pilatus waste symbolisch zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtvaardige.’ De machtigste man van het land slaagde er niet in om Jezus vrij te laten. Het was immers Gods plan dat Jezus in onze plaats zou sterven; daar kon zelfs Pilatus niets aan veranderen. De echte Zoon van de Vader nam de schuld, de schande en de doodstraf die Barabbas verdiende op zich. Jezus nam letterlijk zijn plaats in. Hij koos ervoor om te sterven aan het kruis dat voor Barabbas bedoeld was. Barabbas’ kettingen werden losgemaakt en de moordenaar werd vrijgelaten.

De omwisseling

Barabbas staat symbool voor alle verloren zonen en dochters van Adam. God heeft Barabbas en ons zijn grote liefde getoond door Jezus in onze plaats te laten sterven. Ik weet niet of Barabbas heeft begrepen wat er die dag op Golgotha gebeurde. De vraag is of wij beseffen dat Jezus de straf heeft gedragen die wij verdienden, zodat wij vrije toegang hebben tot God de Vader. Aan het kruis vond een goddelijke omwisseling plaats: Jezus droeg de straf die wij hadden verdiend (Jesaja 53:5). Jezus nam de straf op zich die voor Barabbas bedoeld was. Het was Charles Spurgeon die zei: ‘Christus werd wat wij zijn, zodat wij mogen zijn wat Hij is; Hij droeg onze zonden, zodat wij zijn gerechtigheid mogen dragen.’

Christus werd wat wij zijn, zodat wij mogen zijn wat Hij is; Hij droeg onze zonden, zodat wij zijn gerechtigheid mogen dragen
Charles Spurgeon

De worsteling van Luther

Maarten Luther (1483-1546), een van de grootste kerkhervormers, worstelde gedurende een groot deel van zijn leven met de vraag hoe hij door God gerechtvaardigd (goedgekeurd en aanvaard) kon worden. Na zijn rechtenstudie trad hij toe tot het klooster om zo zuiver mogelijk te leven. Maar dat lukte hem niet. Net als Paulus noemde hij zich ‘een onberispelijke ijveraar van de wet’ (Filippenzen 3:6). Toch wist hij dat hij uit zichzelf de wet niet kon naleven. Daarom leidde hij een leven vol boetedoening. Maar wanneer was het genoeg? Wanneer was hij goed genoeg?

In zijn eerste dagen als monnik putte hij zijn biechtvaders uit met urenlang zelfonderzoek naar minuscule zonden en ziekelijke gedachten, uit angst dat hij misschien zou sterven zonder al zijn zonden te hebben beleden. 'Mijn zoon, God is niet kwaad op u, u bent kwaad op God,' zei een van de priesters tegen hem. Zijn biechtvader had het goed gezien. Luther was kwaad op God omdat hij het gevoel had dat hij nooit aan Gods eisen kon voldoen om goedgekeurd en aanvaard te worden.

De zoektocht naar verlossing

Luther leefde intens met de Bijbel in de hoop een betere christen te worden, gedreven door de angst dat God dingen van hem zou vragen waar hij niet aan kon voldoen. Luther dacht dat de kans groter was dat God je zou accepteren als je een goede christen bent. Maar wanneer ben je goed genoeg?

In zijn zoektocht naar verlossing maakte Luther zelfs een pelgrimstocht naar Rome, waar hij net als vele andere pelgrims de Scala Santa, de heilige trap, beklom. Volgens de overlevering zou deze trap uit het paleis van Pontius Pilatus komen, waar Jezus deze beklom om aan het volk getoond te worden. In het jaar 326 liet keizerin Helena de trap van Jeruzalem naar Rome overbrengen. De paus van die tijd had verkondigd dat iedereen die de trap op zijn knieën beklom, kwijtschelding van al zijn zonden zou ontvangen. Ook Luther beklom deze trap. Tijdens zijn klim hoorde hij naar verluidt een stem die een vers uit het Bijbelboek Romeinen citeerde: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof’ (Romeinen 1:17). In deze brief aan de Romeinen haalt Paulus de afscheidsrede van Mozes aan: "Maar over de rechtvaardiging op grond van geloof zegt Mozes: Zeg niet bij uzelf: Wie zal naar de hemel opstijgen? Dat wil zeggen, om Christus mee naar beneden te nemen" (Romeinen 10:6, NBV). Paulus bedoelde hiermee dat Israël niet naar de hemel hoefde op te klimmen omdat God zelf naar hen was afgedaald om zijn Woord te openbaren. Net zo goed hoeven wij nu geen ladders naar de hemel te beklimmen om door God goedgekeurd en aanvaard te worden. God is in Jezus, het levende Woord, naar ons toegekomen.

Een geestelijke doorbraak

Uiteindelijk was het vooral deze tekst die Luther de ogen opende: Want God nam Christus die geen zonde gedaan had en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus ons toe (2 Korinthe 5:21, HB). Deze waarheid leidde tot een geestelijke doorbraak in zijn leven. Luther noemde dit de 'vrolijke ruil': aan het kruis werd Jezus één met onze zonden en met Gods oordeel over die zonden; in ruil daarvoor mogen wij nu één worden met Hem, waardoor de heilige God ons in Christus aanneemt als zijn geliefde kinderen. God eist niet dat wij rechtvaardig leven, maar Hij schenkt ons een rechtvaardig leven! Na deze ontdekking bad Luther: ‘Here Jezus Christus, U hebt op U genomen wat van mij is, en mij gegeven wat van U is. U hebt op U genomen wat U niet was, en hebt mij gegeven wat ik niet was.’ Luther noemde dit ook wel de 'zalige ruil': ‘Hij onze hel, wij zijn hemel. Hij onze schuld, wij zijn vrijspraak. Hij onze ongerechtigheid, wij zijn gerechtigheid. Hij onze dood, wij zijn leven.’

Want God nam Christus die geen zonde gedaan had en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus ons toe
Paulus in 2 Korinthe 5:21

Luthers ontdekking

Door het onderwijs van Paulus ontdekte Luther dat hij Gods gerechtigheid helemaal verkeerd had begrepen. Hij ontdekte dat wij in Christus niet rechtvaardig worden gemaakt, maar rechtvaardig worden verklaard

  • ‘Zoals de ongehoorzaamheid van Adam tot gevolg had dat de mensen zondaars werden, is het gevolg van de gehoorzaamheid van Christus dat tallozen rechtvaardig worden verklaard’ (Romeinen 5:19, HB).

  • ‘U bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God (1 Korintiërs 6:11, NBV21). 

Rechtvaardig zijn betekent dat God je, in eenheid met Christus, volledig heeft goedgekeurd en aanvaard als zijn geliefde kind. De Heidelbergse Catechismus verwoordt dit zo: ‘God rekent mij de gerechtigheid en heiligheid van Christus toe, als zou ik nooit zonde hebben gehad of gedaan’ (zondag 23). ‘Toerekenen’ betekent dat je er niets voor hebt gedaan en dat het volledig als een cadeau wordt gegeven. Paulus zegt hierover: ‘Dankzij Jezus Christus ziet God ons als goede mensen. Dat is Gods grote geschenk voor ons’ (Romeinen 5:17, BGT). Andere vertalingen spreken van ‘het geschenk van gerechtigheid’. Het gaat dus niet om jouw eigen gerechtigheid, maar om zijn gerechtigheid: omdat Jezus door God is goedgekeurd en aanvaard, ben jij - in eenheid met Hem - ook goedgekeurd en aanvaard.

Meer weten over de ruil?

Wil je je verder verdiepen in het offer dat Jezus voor jou heeft gebracht? Meld je dan aan voor onze online cursus over de 7 wonderen van het kruis!

In deze cursus ga je met Wilkin van de Kamp op reis naar de zeven plaatsen in Jeruzalem waar Jezus heeft gebloed, om te begrijpen wat dit voor ons betekent. Al deze gebeurtenissen waren honderden jaren eerder voorspeld, door God gewild en ingegeven.

Ga mee op deze ontdekkingstocht en denk na over de betekenis hiervan in jouw leven.